De slimme stad

18 juni 2021
Auteurs:
Henk Donkers
Geograaf, aardrijkskundeleraar, wetenschappelijk medewerker, docent geografie/planologie/milieu en wetenschapsjournalistiek, wetenschapsjournalist
Dit artikel is verschenen in: geografie juni 2021
Serie: Naar humane steden
stedelijk beleid
Opinie
FOTO: SEF VAN DEN ELSHOUT
Steeds meer steden installeren slimme verkeerslichten. Deze fietsers in Rotterdam krijgen dankzij de regensensor snel groen licht. Er zijn ook pilots om voorrang te verlenen aan ambulances en brandweer, realtime reisadviezen en dergelijke. De site www.flitsmeister.nl/vri toont een kaartje waar ze voorkomen.

‘Welkom in de slimme stad. Waarin intelligente technologie ons leven veiliger, schoner, sneller en leuker maakt’, aldus de cover van een bijlage van NRC Handelsblad in 2016. Naast hoge verwachtingen is er inmiddels ook flinke argwaan ontstaan over de smart city. De een vindt het een utopie, de ander een dystopie. Laten we het kind echter niet met het badwater weggooien.

 

Slimme steden gebruiken grote hoeveelheden data en slimme informatietechnologieën om de stad te beheren en beleid te maken. Die big data worden verzameld via sensoren, camera’s en smartphones en geanalyseerd met algoritmes en kunstmatige intelligentie. De technologie heet ‘slim’ te zijn, omdat deze niet alleen waarneemt, maar ook denkstappen zet en handelt.

In Nederland lopen Eindhoven en Amsterdam voorop in de toepassing van slimme technologieën en heeft daarvoor Living Labs ingericht. In uitgangsgebied Stratumseind wil men het uitgaan veiliger en prettiger maken. De lantaarnpalen in het gebied geven niet alleen licht, maar zijn ook ‘stofzuigers van informatie’. Er hangen sensoren en camera’s aan. De laatste tellen de mensen en zien in welke richting zij zich bewegen. De sensoren registreren geluiden. Algoritmes analyseren de data (ook de gegevens die via sociale media binnenkomen) en voorspellen een negatieve sfeer als zich veel mensen in een hoger dan normaal tempo in één richting bewegen en volume en toonhoogte van de stemmen toenemen. Voor de politie kan dat een signaal zijn om tot actie over te gaan. Ook zijn geautomatiseerde beslissingen mogelijk zoals aanpassing van de straatverlichting. Wat heeft het project tot nog toe opgeleverd? Minder vechtpartijen, maar ook minder bezoekers. Die voelen zich wel veiliger.

Camera’s en sensoren in Stratumseind leiden tot minder vechtpartijen maar ook minder bezoekers

Andere ‘slimme’ projecten in Eindhoven gingen over een digitaal platform voor verduurzaming van woningen, de aanleg van een slim lichtnetwerk, metingen van de luchtkwaliteit door burgers, en data verzamelen voor jongerenwelzijn. Alle projecten hadden als doel de veiligheid, duurzaamheid en leefbaarheid te vergroten, wilden burgers bij de uitvoering betrekken en economische activiteit stimuleren. Doelstellingen die prima in de kaders van de humane stad kunnen passen. Daar is niets mis mee. Maar er zit ook een andere kant aan de inzet van slimme technologie, waarop we een goed antwoord moeten vinden. Het is daarvoor nuttig eerst stil te staan bij de herkomst en de achtergronden van de slimme stad.

Nieuwe markten

Na de economische crisis die rond 2008 zijn dieptepunt bereikte, waren grote bedrijven als IBM op zoek naar nieuwe markten en zochten die onder andere in de toepassing van slimme informatietechnologie op stedelijke ontwikkelingen. IBM registreerde het begrip smart city als handelsmerk en bevestigde daarmee zijn vooraanstaande positie op de markt van smart city-technologie. Techbedrijven als Cisco, Fujitsu, Siemens, Microsoft en Samsung volgden en later ook Google en Amazon. De markt voor deze technologie wordt momenteel geschat op 400 miljard dollar en verdubbelt waarschijnlijk in de komende vijf jaar. De bedrijven voorspellen een gouden toekomst voor de toepassing van IT in steden. Volgens Siemens hebben steden binnen enkele decennia ontelbare autonome, intelligent functionerende IT-systemen met perfecte kennis om allerlei stedelijke processen optimaal aan te sturen en te controleren.

Voorbeelden daarvan waren te zien op de Wereldtentoonstelling in 2010 in Shanghai. De expositie had als thema ‘Better city, better life’. De Chinese overheid is gebrand op urban operating systems (UOS), die alles in de stad aansturen en controleren, en zorgen voor stabiliteit, orde en rust. In Zuid-Amerika kreeg IBM de opdracht van Rio de Janeiro om met het oog op het WK Voetbal in 2014 en de Olympische Spelen van 2016 een Smart City Intelligent Operations Center (SCIOC) te ontwikkelen. Daarmee wilde de stad een gevreesde chaos voorkomen en de veiligheid waarborgen. Datastromen van weerstations, verkeerscamera’s, politiepatrouilles, sensoren en berichten van sociale media komen daar binnen en worden direct verwerkt. Het SCIOC ziet eruit als een commandocentrum van de NASA. Het heeft eraan bijgedragen dat grote incidenten tijdens de mondiale sportevenementen in Brazilië uitbleven.

Slimme new towns

De grote droom van de protagonisten van de slimme stad is natuurlijk dat ze zo’n stad van de grond af kunnen opbouwen en naar hightechprincipes kunnen inrichten. Steven Lewis, een voormalig medewerker van Microsoft, was een van de eersten die dat probeerde. Anders dan de grote techbedrijven, die hierin een lucratieve markt zagen waarmee snel veel geld te verdienen viel, handelde Lewis meer uit idealisme. Zijn droom was een Emerald City, een duurzame stad met CO2-neutrale gebouwen, zelfrijdende auto’s, miljoenen sensoren, oneindig veel meters glasvezel en 5G/6G-netwerken. Alles zou verbonden zijn met centrale computers en gemanaged worden door het UOS, dat uiteindelijk zelfstandig beslissingen zou kunnen nemen over verlichting, verwarming en koeling van gebouwen, afvaltransport, waterbeheersing, luchtkwaliteit en nog veel meer. Lewis’ start-up Living PlanIT ontwierp daarvoor het UOS. Hij reisde de hele wereld af met zijn idee en vond in 2008 uiteindelijk een gewillig oor bij de ambitieuze burgemeester van de Portugese stad Parades, vlak bij Porto. Daar zou PlantIT Valley verrijzen, een slimme stad van 250.000 inwoners. Het werd ‘de slimste stad ter wereld die er nooit kwam’. Amy Edmondson en Susan Salter Reynolds schreven erover in Building the Future. Big Teaming for Audacious Innovation (2016). Voorwaarden voor succes bij zo’n gedurfde innovatie waren volgens hen: ‘big vision, big teaming and small actions’. Aan de eerste voorwaarde voldeed Lewis – wellicht te veel zelfs – maar wat betreft de andere twee faalde hij. Hij slaagde er niet in een intensieve samenwerking (big teaming) tot stand te brengen tussen mensen met volstrekt verschillende mindsets: IT-specialisten, vastgoedondernemers, architecten, bouwbedrijven en ambtenaren. Ook een incrementele, stapsgewijze aanpak (small actions) kwam niet van de grond.

Toronto

De Canadese stad Toronto is een stap verder gekomen met Quay Side. Daar kreeg Google-dochter Sidewalk Labs in 2017 de opdracht een hypermoderne wijk te ontwikkelen met sensoren, robots, zelfrijdende auto’s en digitale diensten rond transport, zorg en veiligheid. Op papier ziet de wijk er vriendelijk, aantrekkelijk en futuristisch uit. Voor Google was dit een proeftuin om nieuwe technologieën uit te proberen. Naarmate het project concreter werd, nam de bezorgdheid toe over de enorme hoeveelheid data die Google via camera’s, sensoren en tracking van smartphones zou verzamelen over burgers. Er groeide argwaan dat het Google niet ging om een beter functionerende stad, maar om de data die het concern later voor grof geld kon verkopen. In 2020 trok Google de stekker uit het project. Officieel vanwege de door de coronacrisis tanende belangstelling van investeerders. Maar volgens ingewijden vanwege de aanzwellende kritiek over het gebruik van data, die het draagvlak uitholde. Om die reden was de commissaris voor informatie en privacy van de provincie Ontario, Ann Cavoukian, al opgestapt als adviseur bij het project. ‘Ik dacht dat we een smart city of privacy gingen creëren,’ zei ze, ‘geen smart city of surveillance.’

FOTO: FLEETHAM/WIKIMEDIA COMMONS
Songdo

Songdo, Zuid-Korea

Een wel gerealiseerde, compleet nieuwe, slimme stad, die inderdaad sterk lijkt op een smart city of surveillance, is te vinden in Zuid-Korea. Songdo werd in vijftien jaar uit de grond gestampt. De stad ligt op een opgespoten zandbank in de Gele Zee op 50 kilometer van Seoul en bestaat grotendeels uit woontorens met daartussen parken. De stad is volgehangen met sensoren en camera’s en heeft supersnelle netwerkverbindingen. Een centraal computersysteem verzamelt en verwerkt alle data. Deze worden gebruikt om publieke diensten te verbeteren (verkeersveiligheid, misdaadpreventie, milieubescherming en rampenbestrijding), de stad duurzamer te maken en het leven te veraangenamen. Songdo is vooralsnog de slimste stad ter wereld die er wél kwam. De data lekken niet weg naar bedrijven als Google en Amazon, want de overheid slaat ze op in eigen databases en verwerkt ze met eigen software.

Hoe perfect Songdo er ook uit ziet, erg in trek is het niet, ondanks de vele voordelen ten opzichte van Seoul. De nieuwe stad biedt betaalbare, ruime woningen, groen, schone lucht, elegante architectuur, goed openbaar vervoer, fiets- en wandelpaden en een internationaal vliegveld. Maar Songdo mist karakter en een hart. Volgend jaar zouden er 250 duizend mensen moeten wonen; dat zijn er nu pas ruim 100 duizend. Belabberde verbindingen met Seoul spelen daarbij overigens ook een rol. De nieuwe stad was vooral bedoeld voor expats van buitenlandse bedrijven, waarvan er minder gekomen zijn dan gehoopt, ondanks het nabijgelegen internationale vliegveld.

In westerse landen roepen slimme steden als Songdo weerstand op

Too smart

Landen als China, Singapore (dat zich profileert als eerste smart nation), India (dat miljarden investeert in honderd splinternieuwe slimme steden) en de Verenigde Arabische Emiraten (met smart city Masdar) tonen zich gecharmeerd van slimme steden als Songdo. In liberaal-democratische westerse landen roepen ze echter steeds meer weerstand op. De vooraanstaande Amerikaanse socioloog Richard Sennett was in 2012 een van de eerste critici met een artikel in The Guardian onder de kop ‘No one likes a city that’s too smart’. Het is prettig als een stad goed georgaiseerd is, maar efficiëntie mag niet ten koste gaan van leefbaarheid. Maatregelen moeten niet te veel van bovenaf opgelegd worden, zonder dat burgers daarop invloed hebben. In zijn boek Building and Dwelling: Ethics for the City uit 2018, in het Nederlands vertaald als Stadsleven, toont Sennett zich geen ideologisch tegenstander van slimme steden. Moderne (data)technologie kan helpen om stedelijke problemen aan te pakken en het stedelijk leven beter te organiseren. Maar stadsbewoners moeten niet geleefd worden door algoritmes, stelt hij, hun leven mag niet aangestuurd worden vanuit het controlecentrum (UOS) van de stad. Er moet ruimte zijn voor nieuwsgierigheid en een leven buiten algoritmes.

Gesloten en open

Sennett onderscheidt gesloten en open slimme steden. Van de eerste worden mensen dommer, van de tweede slimmer. Gesloten slimme steden zijn uitgerust met gebruiksvriendelijke technologie die het leven vergemakkelijken maar ook een verdovend effect hebben op de inwoners. Ze willen voorschrijven hoe burgers moeten leven en streven naar gecentraliseerde controle zoals een piloot vanuit de cockpit zijn vliegtuig bestuurt (het controlecentrum in Songdo heet zelfs ‘de cockpit’). Open slimme steden gebruiken technologie niet om activiteiten te controleren, maar om ze te ondersteunen; gericht op mensen zoals ze zijn (met hun nukken en gebreken), niet op hoe ze zouden moeten zijn. Open slimme steden zetten aan tot zelf nadenken en beslissingen nemen, en vergroten de menselijke intelligentie. De gesloten slimme stad is inherent autoritair, de open slimme stad inherent democratisch. Verwijzend naar Robert Musils monumentale roman De man zonder eigenschappen (1930-1932) is de gesloten slimme stad een technopolis die goed werkt als je niet te lang aarzelt of nadenkt. Hij wordt bevolkt door ‘mensen zonder eigenschappen’ die vloeibaar, plooibaar, gemakkelijk en aanpassingsbereid zijn, prettig in de omgang aan het oppervlak maar daaronder niet al te betrokken bij de wereld om hen heen. In de open slimme stad wonen ‘mensen mét eigenschappen’, die wél betrokken zijn, midden in het leven staan, gevormd zijn door confrontaties met moeilijkheden, twijfels en berouw, mensen die aarzelen en nadenken.

Datagedreven versus mensgericht

Voor Sennett zijn humane slimme steden – net als voor de auteurs van dit artikel – open slimme steden, waar bewoners invloed hebben op de inrichting van hun stad en hun leven. Sennet is tegenstander van een technologie- en datagedreven benadering en voorstander van een mens- en probleemgerichte aanpak. Eerst kijken wat de problemen zijn, hoe ze gedefinieerd moeten worden, hoe urgent ze zijn en voor wie, wat de oorzaken zijn en hoe je ze kunt aanpakken. In alle fasen kan (data)technologie een rol spelen, maar alleen een dienstbare. Technologie moet de stedelijke agenda volgen en niet bepalen. Zoals Ola Söderström c.s. overtuigend laten zien in Smart Cities as Corporate Storytelling (2014), komt het (te) vaak voor dat techbedrijven stedelijke problemen zo formuleren dat deze oplosbaar zijn met de instrumenten en data die deze concerns zelf kunnen leveren en waarmee zij geld kunnen verdienen. De bijlage van NRC Handelsblad in 2016 over slimme steden in de intro van dit artikel was gesponsord door Vodafone. Het mobiele telefoonbedrijf wilde met branded content de geesten rijp maken en een markt creëren voor de data van Vodafone smartphone-gebruikers. Slimme steden volgehangen met sensoren en camera’s leveren nog veel meer data op die lucratief verhandeld kunnen worden. Willen techbedrijven de problemen van de stad oplossen of hun eigen data- en winsthonger stillen?

Risico’s

Behalve dat bedrijven te veel invloed krijgen, lopen steden die zwaar inzetten op slimme technologieën nog andere risico’s. Allereerst kunnen de systemen gehackt worden. Hoe meer sensoren, infrastructuur en besturingssystemen met elkaar verbonden zijn via internetverbindingen, des te kwetsbaarder ze zijn voor hackers die de besturing kunnen overnemen. Hoe goed kun je UOS en gevoelige data beschermen tegen cybercriminelen? Daarnaast is er de (on)controleerbaarheid van de algoritmes die de databestanden koppelen en analyseren, en beslissingen sturen. De kindertoeslagaffaire en andere recente ervaringen met etnische profilering laten zien dat het grondig kan misgaan. Ten slotte lopen huwelijken tussen overheden en IT nogal eens op de klippen. Alle smart-cityprogramma’s zijn in wezen IT-projecten. Overheden hebben vaak te weinig expertise in huis om deze goed te kunnen aansturen, heldere doelen te stellen en uitkomsten te beoordelen. Ze zijn te afhankelijk van techbedrijven, die geneigd zijn meer vanuit de techniek dan vanuit stedelijke problemen te denken, en overheden kunnen onvoldoende tegenwicht bieden. In de concurrentieslag om goede specialisten verliezen zij het veelal van grote concerns. Ook zijn ze intern vaak verkokerd, wat de externe en ook interne samenwerking tussen diensten bemoeilijkt.

City Deal

Nederlandse steden zijn tot nog toe tamelijk terughoudend om slimme technologieën toe te passen en daarin zeker niet doorgeschoten in de richting van sommige Aziatische steden. Misschien zijn daardoor kansen blijven liggen, maar er zijn (vooralsnog) geen geldverslindende, weinig effectieve projecten gestart.

Wel ondertekende op 3 december 2020 een aantal gemeenten, provincies en ministeries, instellingen en bedrijven de City Deal ‘Een slimme stad. Zo doe je dat’. Eerder al, in 2017, probeerde een aantal steden, bedrijven en kennisinstellingen de slimme stad op de politieke agenda te krijgen met de aanbieding van de NL Smart City Strategie aan premier Rutte. Omdat concrete plannen uitbleven, volgde drie jaar later deze City Deal. Een van de voortrekkers is de Future City Foundation. Die stelt: ‘Door technologisering en digitalisering zijn we altijd met elkaar en alles om ons heen verbonden. Slimme netwerken […] bieden de kans om onze regio’s, steden en dorpen zo in te richten dat ze inclusief, veilig, veerkrachtig en duurzaam zijn.’ Die laatste doelen onderschrijven we. Maar we zetten vraagtekens bij het voorop stellen van technologisering en digitalisering als middel. Het gelegde verband tussen doelen en middelen vinden we te direct.

In het boek 'Zo bestuur je een slimme stad' van Future City worden vraagstukken gepresenteerd als technologische problemen. Zo bestaat het toekomstbeeld van de wijk Oberbillwerder in Hamburg uit technische oplossingen.

Smart enough city

Natuurlijk kunnen technologie en data helpen bij de aanpak van stedelijke problemen, maar dan moeten ze voldoen aan drie voorwaarden.

  • Zorg dat je beschikt over een grondige kennis van het probleem en een probleemdefinitie waarin belanghebbenden zich kunnen vinden en ga dan pas naar oplossingen zoeken waaronder – waar nuttig – de inzet van technologie.
  • Stem technologische oplossingen af op andere, bij voorkeur innovatieve, manieren om problemen aan te pakken zoals regelgeving, gedragsbeïnvloeding en stedelijk ontwerp.
  • Laat vakgebieden samenwerken om het probleem te definiëren vanuit verschillende gezichtspunten en af te stemmen welke data verzameld moeten worden.

De ondertekenaars van de City Deal ‘Een slimme stad. Zo doe je dat’ staan onvoldoende stil bij deze voorwaarden en lijken daarom te wedden op het verkeerde paard. We hebben geen smart cities nodig, maar ‘smart enough cities’, zoals de Amerikaanse datawetenschapper Ben Green stelt in zijn boek The Smart Enough City. Putting Technology in Its Place to Reclaim Our Urban Future (2019). Hij citeert met instemming de Franse filosoof/ socioloog Bruno Latour: ‘Verander de instrumenten en je verandert de hele sociale theorie die erbij hoort.’ Ofwel: ‘Als we elk vraagstuk zien als een technologisch probleem, komen we uit bij technische oplossingen en wijzen we andere oplossingen af, uiteindelijk uitkomend tot een bekrompen opvatting over wat een stad kan en zou moeten zijn.’

Als we elk vraagstuk zien als een technologisch probleem, komen we uit bij technologische oplossingen en wijzen andere af

In deze serie ‘Naar humane steden’ onderzoeken we wat een stad kan en zou moeten zijn: een stad die binnen de ecologische mogelijkheden voorziet in de basisbehoeften van mensen. Kate Raworth spreekt in haar model van de donuteconomie (zie Geografie januari) van een ‘ecologisch plafond’ en een ‘sociaal fundament’. Bij veel stedelijke problemen worden sociale doelen niet gehaald of ecologische grenzen overschreden. Daarom ‘humaan als keuze, smart waar het helpt’. Dat is het motto van Steden van de Toekomst, waarin Herman van den Bosch, medeauteur van deze serie, bij 14 aspecten van stedelijk beleid 75 actiepunten formuleert met mogelijke ondersteuning van digitale technologie.

Recente rapporten van het Rathenau Instituut (Waardevol digitaliseren, 2018 en Voeten in de aarde. Datagestuurde innovatie in de stad, 2020) kiezen gelukkig ook voor een mens- en probleemgerichte aanpak.

BRONNEN: