Niet wéér een Randstadkabinet

28 januari 2022
Auteurs:
Ton van Rietbergen
economisch geograaf, Universiteit van Utrecht
Dit artikel is verschenen in: geografie februari 2022
regionale ongelijkheid
politiek
Nederland
Opinie
FOTO: JBDODANE/FLICKR
Metrostation Amsterdam-Zuid is voorlopig het eindpunt van de Noord-Zuidlijn. Moet er echt geïnvesteerd worden in het doortrekken van de lijn naar Schiphol?

Op 21 november jl. publiceerde de Volkskrant op de opiniepagina een tekst van Evert Meijers en Ton van Rietbergen. Het was een oproep aan het kabinet om investeringen van het Rijk meer over het land te spreiden. Die maakte veel reacties los op social media. Als geografen willen de auteurs ook niet-Volkskrantlezers en vooral vakcollega’s in de discussie betrekken. Geografie vroeg hen hun mening nog eens samen te vatten, onder de originele kop.

 

De overheid richt zijn investeringen op steeds weer dezelfde plekken, de vier grootstedelijke regio’s rondom Amsterdam, Rotterdam, Den Haag en Utrecht. De rest van het land lijkt steeds meer bijzaak. Deze scheefgroei is al zo’n twintig, dertig jaar gaande. Veel sectoraal beleid lijkt op het eerste gezicht geen ruimtelijk onderscheid te maken, maar doet dat wel degelijk. Bijvoorbeeld doordat het gericht is op een type bedrijvigheid dat in sommige delen van het land sterker vertegenwoordigd is. Wanneer de ruimtelijke dimensie expliciet de insteek is van beleid, wordt de bevoordeling van de Randstad helemáál duidelijk. De Vereniging Deltametropool heeft bijvoorbeeld gekeken naar investeringen in het Meerjarenprogramma Infrastructuur Ruimte en Transport en deze letterlijk op kaart gezet. Van de Groeifondsmiljarden voor infrastructuur gaat 2,5 miljard naar Amsterdam en Rotterdam-Den Haag. Een schamele 30 miljoen is uitgetrokken voor Eindhoven, sowieso steeds vaker de ‘excuusstad’ buiten de Randstad. Investeren in de rest van het land draagt blijkbaar weinig bij aan de economische groei. Bij de verdeling van cultuursubsidies voor podiumkunsten werd het nog bonter gemaakt; 80 procent ging naar de Randstad. ‘Regionale spreiding’ was geschrapt als criterium. Veel rijksbanen zijn ook vertrokken uit regio’s, want schaalvergroting en concentratie waren de afgelopen tijd het devies in heel wat sectoren – van rechtspraak, leger en Belastingdienst tot cultuur en onderwijs. De historische kaalslag in voorzieningen op het platteland verwoordde Coen van de Ven onlangs in een zeer aanbevelenswaardig artikel in De Groene Amsterdammer getiteld ‘Hoe Den Haag uit Nederland verdween’.

BRON: HTTPS://DELTAMETROPOOL.NL/PROJECTEN/LEREN-VAN-MIRT-INVESTERINGEN-OP-DE-KAART/
Inventarisatie van investeringsprojecten in het Meerjarenprogramma Infrastructuur Ruimte en Transportinvesteringen (MIRT) 2010-2019, vertaald naar een 'hittekaart', met enkele voorbeeldprojecten. In miljoenen euro’s per km2 (gemiddelde in een straal van 3 km, oftewel in 29 kilometervakken).

Vandaar dat wij onze wenkbrauwen fronsten toen steden als Amsterdam en Utrecht hun dure wensen op tafel legden. Amsterdam wil miljarden euro’s voor een extra metrolijn naar het al zeer goed per spoor ontsloten Schiphol. Ook Utrecht heeft het hoog in de bol en vraagt om een metro. De grote steden vinden het volstrekt logisch dat de rest van het land hier fors aan meebetaalt. Dus ook al die mensen die in regio’s wonen ‘die er niet toe doen’. Regio’s waar het rendementsdenken het voorzieningenaanbod al jaren verschraalt en daarmee de leefbaarheid onder druk zet. Regio’s die voor nieuwe infrastructuur in eigen contreien grotendeels zelf opdraaien, want het land is er zogenaamd weinig bij gebaat. Het beleid is al decennialang gericht op concentratie van groei in de grote steden, met een enorm scheve verdeling als gevolg. Kan, of moet dat niet anders? Krijgen we nu wéér een Randstadkabinet?

Het beleid is al decennialang gericht op concentratie van groei in de grote steden, met een enorm scheve verdeling als gevolg

Oorzaken van de scheefstand

We kunnen vijf oorzaken noemen van deze scheefstand. In de eerste plaats is er een eenzijdige focus op economische groei. Er wordt daar geïnvesteerd waar het rendement volgens modellen of commissies het grootst is, of de meeste mensen er baat bij hebben. En dat is in de grote steden die nu eenmaal schaalvoordelen hebben. Dat willen we niet ontkennen, maar de optelsom van al die individuele beslissingen met steeds weer dezelfde uitkomst is een verdeling van overheidsinvesteringen die flink uit het lood is.

In de tweede plaats is er een – wat ons betreft – doorgeslagen rendementsdenken in hoe publieke voorzieningen worden georganiseerd. Alles moet zo goedkoop mogelijk.
En dat staat blijkbaar gelijk aan schaalvergroting en concentratie. Funest voor regio’s die relatief dunbevolkt zijn of geen grote stad hebben om de voorzieningen te concentreren. Randstedelijke normen worden opgelegd aan regio’s die daar niet aan kunnen voldoen. De verwachte voordelen van de schaalvergroting en concentratie zijn overigens vaak maar zeer beperkt aantoonbaar na afloop. Het COELO toonde bijvoorbeeld aan dat gemeentelijke herindeling niet tot lagere kosten en betere voorzieningen leidt. De Commissie Evaluatie Wet herziening gerechtelijke kaart stelt dat de reorganisatie van de rechtspraak niet heeft geleid tot financiële schaaleffecten (lees: niet goedkoper) en vond geen bewijs voor slagkrachtiger bestuur. Voor wat betreft het ontwikkelen van deskundigheid en specialisatie is er het boterzachte ‘op onderdelen voorzichtige eerste tekenen […] dat er door de schaalvergroting meer mogelijkheden zijn ontstaan’. Er zijn echter vooral ook eerste tekenen dat het verstekpercentage bij rechtszaken is toegenomen door de grotere reisafstand.

Een derde reden voor de scheefstand is dat de grootstedelijke regio’s hun lobby veel beter voor elkaar hebben dan de rest. Ook daar tonen zich de schaalvoordelen en de kracht van sterke coalities binnen hun metropoolregio’s. De dag na het verschijnen van ons artikel in de Volkskrant stond er al een reactie in dezelfde krant van twee beroepsmatige belangenbehartigers van de provincie Zuid-Holland, die vooral ook wezen op de noodzaak van investeringen aldaar. En de regio’s? Die stellen zich veel te bescheiden op. Ze sluiten gedwee achter in de rij aan bij de verdeling van investeringen, maar komen steeds minder aan de beurt. Loket gesloten.

Ten vierde wijzen we op de samenstelling van het parlement. Nu partijen gemiddeld kleiner worden, lijkt een goede geografische spreiding van kandidaten op verkiesbare plekken steeds meer bijzaak. Maar liefst 43 procent van de huidige Kamerleden komt uit een van de vier grote steden; met aangrenzende randgemeenten erbij hebben ze zelfs een meerderheid. Terwijl slechts 14% van de Nederlandse bevolking uit de grote steden komt. Niet dat parlementariërs geen oog hebben voor het hele land, maar het zal voor regio’s toch lastiger zijn hun noden en wensen op de politieke kaart te zetten.

Tot slot is er gebrek aan regie als het gaat om de ruimtelijke ontwikkeling van Nederland als geheel. Wie houdt er zicht op de ruimtelijke impact van de optelsom van al die sectorale beslissingen op al die ministeries? Er is geen overzicht en dus ook geen politieke bijsturing.

Nederland is geen bedrijf

Het punt is natuurlijk dat Nederland geen BV is die je zo efficiënt mogelijk moet managen, en waar je kosten dus minimaliseert en opbrengsten maximaliseert. Het heeft bijvoorbeeld ook waarde dat voorzieningen dicht bij mensen worden georganiseerd, en dat iedereen zich vertegenwoordigd voelt. We hebben allemaal dezelfde plichten, betalen allemaal belasting, maar hebben blijkbaar niet dezelfde rechten. De plek waar je toevallig geboren bent of leeft, bepaalt steeds meer je ontplooiingsmogelijkheden.

Regio’s die het al goed doen, mogen op de warme belangstelling van het Rijk rekenen, en door extra investeringen doen ze het nog beter. Dat wordt gerechtvaardigd met het argument dat de baten ten goede komen aan het hele land. Sterker nog, gezien het succes zou het verstandig zijn nóg meer te investeren in deze regio’s. Maar de beloofde transfers of trickle down-effecten zijn weinig zichtbaar. In regio’s die er voor het Rijk blijkbaar weinig toe doen, nemen de investeringen relatief af, en in sommige gevallen ontstaat zelfs een vicieuze cirkel richting krimp. En als de bevolkingsprognoses niet goed zijn, kun je de aandacht van het Rijk helemaal vergeten, waarmee ze een self-fulfilling prophecy zijn geworden. Fijntjes liet Rob Vreeken onder de kop ‘Economie voor wappies’ (de Volkskrant 17 november) juist zien hoe lastig het is voorspellingen te doen over de economie en gerelateerde migratie. We wachten ook nog steeds op de door de befaamde economen Jacobs en Teulings aangekondigde massale werkloosheid. De werkelijkheid is nogal eens anders dan de voorspelling, dus laten we niet al te voorbarig de winnaars en de verliezers kiezen. Bovendien, in plaats van beleid dat vicieuze cirkels omlaag enkel versterkt, mogen we best rekenen op maatregelen die dit patroon juist doorbreken. Waarom alle ballen op een paar steden en niet op het hele land? Veel potentie blijft nu onbenut. Laat regio’s aanhaken in plaats van afhaken.

Wij pleiten voor stopzetting van het concentratiebeleid en in plaats daarvan investeringen in het hele land

Concentratiebeleid onhoudbaar

Naast ruimtelijke rechtvaardigheid zijn er nog meer redenen om afscheid te nemen van het neoliberale concentratiebeleid. In de eerste plaats omdat concentratie problemen met zich meebrengt. De huizenmarkt in de grootstedelijke regio’s is oververhit, en middeninkomens kunnen er nauwelijks nog een plek vinden. Wegen zijn te druk, stations te vol. Veel investeringen zijn dan ook vooral gericht op het oplossen van de problemen die het concentratiebeleid juist veroorzaakt heeft. Spreiden is óók een optie, en noodzakelijk gezien de omvang van de woningbouwopgave.

Ten tweede is daar de klimaatverandering. We kunnen wel de kop in het zand steken, maar is het niet vreemd investeringen zo sterk te richten op een gebied waarvan het niet de vraag is óf het onder water verdwijnt, maar wannéér. We zullen in de toekomst kapitalen kwijt zijn om dit alles te beschermen. Ontwikkel anticiperend beleid om risico’s te spreiden en investeringen vooral ook te richten op delen van Nederland die minder door klimaatverandering worden getroffen. Best fijn om een goed ontwikkelde back-up te hebben, we zullen deze nog hard nodig hebben.

De derde reden voor betere spreiding heeft alles te maken met de democratie. Het is simpelweg essentieel dat iedereen vertegenwoordigd wordt en zich vertegenwoordigd voelt. Vanuit politiek oogpunt is het ook welbegrepen eigenbelang, want in heel Europa tiert het populisme welig in gebieden ‘die er niet toe doen’.

Contouren nieuw spreidingsbeleid

We pleiten echt niet voor een terugkeer van het spreidingsbeleid zoals we dat kennen uit de jaren 1970 en 80, toen duizenden banen vanuit Den Haag verspreid zijn over het land. Die woorden werden ons in de mond gelegd door de koppenmaker van de Volkskrant. Het is juist nuttig dat ministeries en hogere instituties bij elkaar zitten. Er wordt vaak wat lacherig gedaan over het spreidingsbeleid, ook door ons. De verhuizing van de PTT naar Groningen was natuurlijk geen succes. Maar we vergeten dat heel veel instanties, overwegend uitvoeringsorganisaties, die toen uitgeplaatst zijn, daar nog altijd zitten en prima functioneren. Wij pleiten voor stopzetting van het concentratiebeleid en in plaats daarvan voor een gelijke verdeling van aandacht van het Rijk en dus voor investeringen in het hele land. Dat vereist concreet het volgende.

  1. Betere afwegingsmechanismen bij besluitvorming over investeringen. Het rendementsdenken en de eenzijdige focus op economische groei zijn niet meer van deze tijd. Een dringend advies van de klimaattop in Glasgow was om na te denken over een ander economisch model waarin groei niet langer centraal staat. De bijdrage van een project aan de brede welvaart moet leidend zijn. Dan gaat het dus om hoe een project bijdraagt aan zaken als sociale cohesie, gezondheid, leefomgeving en milieu, veiligheid, geluk, onderwijs en ontplooiingsmogelijkheden. Én aan de ruimtelijke rechtvaardigheid van investeringen over het land.
  2. Meer regie op de ruimtelijke impact van het overheidshandelen. Laat een bewindspersoon toezicht houden op de ruimtelijke optelsom van al die sectorale beslissingen en de ruimtelijke rechtvaardigheid ervan.
  3. Substantieel regionaal beleid. Als iedere regio over een langere tijd gewoon zijn deel krijgt, is er geen noodzaak tot compenserend regionaal beleid. Maar zover zijn we nog lang niet. De Regio Deals zijn een mooi instrument en bieden maatwerk, want iedere regio heeft eigen kwaliteiten en uitdagingen. Het geld dat het vorige kabinet hiervoor gereserveerd had, was niet meer dan ‘een doekje voor het bloeden’. Maak hier serieus werk van. En houd op met geld verdelen door een soort competitie tussen lagere overheden te organiseren. Want dan komt het aan op lobbykracht en die is nu eenmaal niet gelijk.
  4. Een long shot maar toch: moeten we niet eens nadenken over ons kiesstelsel, nu steeds meer regio’s niet vertegenwoordigd zijn en andere zwaar oververtegenwoordigd? We zijn een van de weinige landen waar geen mechanisme is om een eerlijke vertegenwoordiging van regio’s te garanderen, en aan politieke partijen zelf kunnen we het blijkbaar niet meer overlaten.

De coronacrisis en Glasgow bieden handvatten om ons ruimtelijk en regionaal beleid goed tegen het licht te houden. We hopen zeer dat we niet weer een Randstadkabinet krijgen en roepen het Rijk op om de overheidsaandacht en investeringen gelijkmatiger over het land te verdelen. Het is wenselijk en rechtvaardig dat het kabinet werk maakt van ontwikkelings- en ontplooiingsmogelijkheden in het hele land. Dat is op de lange duur echt veel beter voor iedereen, ook voor de grote steden.

 

REAGEER

Graag betrekken we vakcollega’s in de discussie. Reageer op Twitter onder #randstadkabinet, laat uw licht erover schijnen op LinkedIn of stuur uw gedachten naar randstadkabinet@gmail.com

Een overzicht van de reacties wordt gepubliceerd in het maartnummer van Geografie.

Evert Meijers is universitair hoofddocent Geografie en Planologie, Ton van Rietbergen universitair docent Economische Geografie, beide aan de Universiteit Utrecht.